Psychotherapie moet niet voor de happy few worden
COMMENTAAR De frustratie van therapeuten is begrijpelijk, maar met weglopen bewijzen ze de patiënt geen dienst.
Door: Carlijne Vos 23 februari 2015, 21:00
De pogingen de kosten in de psychiatrische zorg te drukken, dreigen tot een tweedeling in de zorg te leiden. Honderden vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten zijn de bemoeizucht van verzekeraars zo zat dat zij geen contracten meer met hen afsluiten. Resultaat is dat patiënten de zorg gedeeltelijk of helemaal uit eigen zak moeten betalen. Dat is een onwenselijk. Als psychotherapie weer het domein van de happy few wordt, wordt de solidariteit in de zorg ondermijnd. Mensen die therapie niet zelf kunnen bekostigen, zijn dan aangewezen op de grote psychiatrische instellingen die wel contracten met zorgverzekeraars hebben. Bij veel van deze instellingen staat de kwaliteit onder druk vanwege bezuinigingen en zijn bovendien forse wachtlijsten. Uit onvrede hierover hebben juist veel therapeuten de afgelopen jaren besloten voor zichzelf te beginnen.
Transparantie en begrip
Aangenomen mag worden dat niemand voor de lol naar een therapeut gaat en omgekeerd dat therapeuten mensen niet behandelen als het nergens toe leidt
Het besluit van een deel van de vrijgevestigde therapeuten de handdoek in de ring te gooien, is begrijpelijk maar ze bewijzen zichzelf en hun patiënten daarmee geen dienst. Verzekeraars hebben de opdracht de kosten in de geestelijke gezondheidszorg binnen de perken te houden en vragen terecht om noodzaak en effectiviteit van behandeling te bewijzen. De beroepsgroep zou er beter aan doen om aan die wens te voldoen, dan weg te lopen voor de verantwoordelijkheid bij te dragen aan die transparantie. Zorgverzekeraars aan de andere kant moeten zich realiseren dat geestelijke zorg zich lastig laat registreren. Het vaststellen en behandelen van een persoonlijkheidsstoornis is complexere materie dan de behandeling van een gebroken been. Het gaat daarom te ver om behandelaars voor te schrijven welke methode zij moeten volgen en binnen welk prijsplafond. Bovendien schiet de verantwoordingsdrift van zorgverzekeraars zijn doel voorbij wanneer behandelaars aan worden gezet tot gesjoemel met diagnoses om maar voldoende behandeltijd te krijgen.
Aangenomen mag worden dat niemand voor de lol naar een therapeut gaat en omgekeerd dat therapeuten mensen niet behandelen als het nergens toe leidt. Die bewijslast ligt bij de beroepsgroep, maar zorgverzekeraars zouden in de praktijk wel iets meer mogen vertrouwen op het professionele oordeel van de therapeut.
CARLIJNE VOS